Belgische Herder Club Nederland - Logo

    Intervarieteiten

    Intervariëteiten

    Wat zijn intervariëteiten ? intervariëteiten zijn kruisingen tussen de verschillende variëteiten.

    Binnen ons ras kennen wij 4 variëteiten namelijk: Groenendaeler, Mechelaar, Laekense en de Tervuerense. Momenteel zijn alleen kruisingen binnen de variëteit toegestaan dus Groenendaeler x Groenendaeler, Mechelaar x Mechelaar etc. De Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland bepaalt deze regels. Eens in de zoveel jaar wordt deze regelgeving opnieuw bekeken en wordt er overlegd met de rasverenigingen. Als rasvereniging moeten wij dus ons standpunt wat intervariëteiten aangaat bepalen.  

    Hoe bepalen wij ons standpunt?
    Als eerste moeten we misschien kijken naar wat het land van oorsprong via de standaard heeft bepaald. De tekst van de standaard is als volgt:

    Kruisingen – Intervariëteiten paringen: paringen tussen verschillende variëteiten zijn verboden, behalve in zeer bijzondere gevallen wanneer toestemming wordt verleend door de bevoegde nationale fokcommissies.

    De standaard laat de regelgeving dus over aan de Nationale kynologie van elk FCI land, derhalve de Raad van Beheer in Nederland. Wel geeft de standaard aan dat het om zeer bijzondere gevallen gaat.

    Hoe is de situatie in andere landen?
    In de meeste landen zijn intervariëteiten verboden. In Frankrijk en Italië wordt het op kleine schaal toegestaan. De intervarieteitskruising moeten wel de toestemming van de Franse rasvereniging hebben. In Duitsland is de situatie recent gewijzigd en worden nu intervarieteitskruisingen toegestaan. In het verleden kende Engeland (geen FCI land) een periode waar alle variëteiten door elkaar gefokt mochten worden. Alle honden werden op show ook als één ras gezien met maar één CAC voor alle variëteiten samen. Deze regelgeving had weinig succes en bleek slecht voor de kleinere populaties. De enkele Mechelaar of Laekense verdronk op show tussen alle langharen. Deze variëteiten kwamen zeer onder druk te staan. Na hevig protest door de fokkers en de rasvereniging en met behulp van België draaide de Engelse kennelclub deze situatie terug en ontstonden er weer vier aparte variëteiten.

    We moeten ons afvragen waarom wij intervariëteiten zouden willen toepassen en of er alleen voordelen of dat er ook nadelen zijn bij het vrijgeven van intervariëteiten.

    Wat zijn “zeer bijzondere gevallen” waar de rasstandaard van spreekt? Is dat het belang van één individuele fokker? Het belang van één variëteit? Of het belang van alle Belgische herders?

    De redenen van fokkers om intervariëteiten toe te willen passen zijn vaak de belangen van die ene individuele fokker. Een fokker kan soms de visie op zijn eigen fokkerij ervaren als een gegronde reden om intervariëteiten toe te moeten staan.

    Als rasvereniging moeten we kijken naar de belangen van alle verschillende partijen. Dit zijn onder meer de fokkers, de populaties binnen Nederland en de gehele populatie.

    Ook moeten we naar de huidige situatie kijken. Zijn de variëteiten aan elkaar verwant? Is er genoeg genetische variatie binnen de variëteiten?

    De redenen om intervariëteiten wel te willen toepassen kunnen onder meer zijn

    • Uiterlijk- de variëteiten kunnen onderling teveel van elkaar gaan verschillen. Een andere mogelijkheid zou zijn dat één van de variëteiten duidelijk minder rastypisch is.
    • Karakter- een intervariëteit zou de karakters kunnen verbeteren. Intervariëteiten zijn een optie bij b.v. een lager libido (dit kan voorkomen bij een inteeltdepressie).
    • Gezondheid- binnen het ras zijn er gezondheidsproblemen of binnen één van de variëteiten zijn er gezondheidsproblemen.
    • Inteelt- de verwantschap binnen een variëteit is te groot met gevolg mogelijke erfelijke afwijkingen.

    De redenen om intervariëteiten niet te willen toepassen kunnen onder meer zijn:

    • Uiterlijk- Er kunnen honden ontstaan die tot geen enkele variëteit meer behoren.
    • Gezondheid- Door de variëteiten te vermengen krijgen alle variëteiten mogelijk te maken met de problemen van andere variëteiten waar die voorheen er nog niet waren.
    • Inteelt- Door dezelfde honden in te zetten in meerdere variëteiten kan de genetische variatie kleiner worden ipv groter.
    • Financieel belang- Door alle variëteiten te kunnen gebruiken kan men makkelijk een dekreu dichterbij huis vinden.

    De huidige situatie bij de verschillende variëteiten:

    De Mechelse herders.

    De Mechelaar heeft de grootste populatie. Wereldwijd worden er meer Mechelaars gefokt dan de andere variëteiten. Binnen deze variëteit wordt er vaak gesproken over de zogenaamde “werkmechelaars” en de “showmechelaars”.

    Er lijken fokkers te zijn die specifiek op bepaalde werkeigenschappen fokken (met name voor het pakwerk), fokkers waarvan we de honden vooral op show tegenkomen en fokkers die deze twee verschillende soorten Mechelaars mixen. Deze eerste twee groepen zijn onderling niet zo erg sterk aan elkaar verwant.

    Qua gezondheid lijkt de Mechelaar wat minder problemen te kennen dan andere variëteiten. Epilepsie een afwijking die bij de langharen kan voorkomen komt duidelijk minder frequent voor binnen de Mechelse herder populatie. De erfelijk gebleken maagkanker (welke bij de langharen voorkomt) lijkt niet aanwezig bij de Mechelaar. Elleboogproblemen die we het meest lijken aan te treffen bij de Laekense (binnen deze variëteit wordt hierop het meest getest wat de hoeveelheid geconstateerde gevallen beïnvloed) lijken ook minder voor te komen bij de Mechelaar.

    Heupdysplasie komt ongeveer in dezelfde mate voor als bij de andere variëteiten.

    In sommige van de ons omringende landen (zoals Frankrijk) worden wel intervariëteiten toegestaan. In de laatste jaren hebben er verschillende combinaties tussen Tervueren x Mechelaar plaatsgevonden. Dit heeft voor meer genetische variatie gezorgd maar of dit wenselijk is, is nog de vraag. Binnen de Mechelaar populatie lijkt er voldoende genetische variatie te zijn.

    Qua uiterlijk zijn er binnen de Mechelaar zeer mooie honden te vinden. Om het uiterlijk te verbeteren hoeft men dus niet gebruik te maken van een andere variëteit. Vooral in België, Frankrijk en Finland zijn er veel mooie honden te vinden. Maar ook in Nederland en andere landen kun je mooie honden vinden. Wel zijn deze honden vaak behoorlijk aan elkaar verwant. Als dit een probleem zou worden is het niet nodig om een hond van een andere variëteit in te zetten in de fok maar men kan simpelweg eens naar de werkmechelaars gaan kijken voor meer genetische variatie. Om eventueel het karakter te verbeteren is er binnen de eigen variëteit alle ruimte.

    Wanneer je het bovenstaande in ogenschouw neemt moet je concluderen dat het voor de Mechelse herder populatie in Nederland niet nodig is om een andere variëteit in te kruisen. Ook voor de individuele fokker kan ik geen redenen vinden waarom er intervariëteiten zouden moeten gaan plaatsvinden. Het zou zelfs nadelig kunnen zijn omdat men erfelijke afwijkingen welke nu niet of heel weinig voorkomen bij de Mechelaar (maar wel bij de andere variëteiten voorkomen) kan gaan introduceren binnen de Mechelse herder populatie.

    Indien men wel intervariëteiten zou toepassen zouden een aantal kruisingen wat uiterlijk betreft niet ideaal kunnen uitvallen of zelfs ongewenst kunnen zijn.

    De intervarieteitskruisingingen

    • Mechelaar x Laekense – Korthaar lijkt onvolledig dominant. De vachten van de Mechelaars kunnen golfachtig worden. De Laekense uit deze combinaties hebben vaak geen of weinig garnituur en de beharing op het lichaam kan korter dan gewenst zijn. Sommige honden uit deze combinaties zijn geen echte korthaar en ook geen echte ruwhaar.
    • Mechelaar x Groenendaeler- Soms kan het haar wat zacht of halflang uitvallen. Bij deze intervariëteit kunnen zwarte en grijze kortharen geboren worden. Deze kleuren zijn bij kortharen niet toegestaan en deze honden ontvangen hoogst waarschijnlijk geen stambomen.
    • Mechelaar x Tervuerense- Soms kan het haar wat zacht of halflang uitvallen. Uit deze intervariëteit kunnen grijze kortharen geboren worden. Deze kleur is bij kortharen niet toegestaan en deze honden ontvangen hoogst waarschijnlijk geen stambomen.

    Groenendaelers en Tervuerense.

    De populatie Groenedaelers en Tervuerense is wereldwijds groot. In veel Europese landen kent men goede honden. De verwantschap is vaak redelijk groot. Ook zien we bij veel honden dezelfde voorouders terugkomen. Enkele honden zijn veelvuldig in het verleden voor de fok ingezet. De genetische variatie is redelijk. De verwantschap tussen de twee variëteiten is groot en je komt meestal dezelfde voorouders tegen in de stambomen. Mede hierdoor kennen de twee variëteiten langharen (Groenendaeler en Tervuerense) dezelfde erfelijke problemen. Frankrijk heeft veel intervariëteiten met de Tervuerense toegepast in het verleden. Er was een periode waar er relatief weinig goede en mooie Tervuerense waren. Met name hebben de Groenendaelers van Mevr. Aubry (kennel du Chemin des Dames) een grote invloed gehad op de kwaliteit van de Tervuerense herders. Wat het uiterlijk betreft staan beide variëteiten op een hoog niveau en is het niet nodig om intervariëteiten toe te passen.

    Karakter: Zowel de Groenendaeler als de Tervueren lijken vaak wat zachter van karakter dan de Mechelaars. Hoewel ik geen cijfermateriaal ken, lijken de langharen toch vaker wat angstig te zijn voor b.v. geluiden dan de Mechelse herders. In de sporten met manwerk zijn de langharen duidelijk minder aanwezig dan de kortharen. Via enkele Mechelaars welke ook de erfelijke factor voor langhaar droegen kennen we ook uit de bovengenoemde Mechelaarwerklijnen enkele Tervuerense herders uit deze lijnen. Ook uit niet specifieke Mechelaar werklijnen worden er af en toe Tervuerense geboren net zoals dat de intervariëteiten tussen Mechelaar en Tervuerense (die in Frankrijk hebben plaatsgevonden) ook voor Mechelaarbloed binnen de Tervuerense populatie heeft gezorgd.

    Tot slot is er tussen de Laekense herder en de langharen weinig tot geen verwantschap.

    Wat gezondheid aangaat is de invloed van de Mechelaar niet ongewenst. Echter voor de Mechelse herder kan het introduceren van langhaargenen minder gunstig uitpakken. Ook kunnen nu vooral de Tervuerense al gebruik maken van Mechelaarbloed door honden met Mechelaarouders of voorouders uit Frankrijk. Voor de Groenendaeler is dit minder het geval.

    Binnen de langharen populatie lijkt er genoeg materiaal aanwezig voor een voldoende ruime genetische populatie.

    De intervarieteitskruisingingen

    • Groenendaeler x Mechelaar- Soms kan het haar wat zacht of halflang uitvallen. Bij deze intervariëteit kunnen zwarte en grijze kortharen geboren worden. Deze kleuren zijn bij kortharen niet toegestaan en deze honden ontvangen hoogst waarschijnlijk geen stambomen.
    • Tervuerense x Mechelaar- Soms kan het haar wat zacht of halflang uitvallen. Uit deze intervariëteit kunnen grijze kortharen geboren worden. Deze kleur is bij kortharen niet toegestaan en deze honden ontvangen hoogst waarschijnlijk geen stambomen.
    • Groenendaeler x Tervuerense- Behalve dat het masker vaak minder prominent aanwezig is en er soms vrij bleke Tervuerense worden geboren zijn er geen heel grote bezwaren tegen deze intervariëteit.
    • Tervuerense x Laekense herder- Deze intervariëteit is zeer weinig toegepast. Honden krijgen vaak lang zacht krulhaar en zijn dus ongeschikt als Tervuerense. Het haar is ook onvoldoende warrelig om een geschikte vacht voor de Laekense te geven. Ook zal het garnituur ontbreken. Kortom ongewenste kruising tussen variëteiten.
    • Groenendaeler x Laekense Herder- Behalve de nadelen zoals bij de Tervueren zijn aangegeven ontstaan er zwarte honden met een gekrulde vacht welke niet meer tot enige variëteit behoren en waarschijnlijk geen stambomen krijgen.

    Laekense herders.

    De Laekense herders hebben de kleinste populatie. Wereldwijd worden er duidelijk minder Laekense gefokt dan de andere variëteiten. Het risico van inteelt en te veelvuldig dezelfde ouders en voorouders is dus binnen deze variëteit veel groter dan binnen de andere variëteiten. Ook voor fokkers die bereid zijn om buiten de landsgrenzen te kijken is er weinig tot niets aan honden die niet ook sterk verwant zijn met onze honden in Nederland. Wel zijn er ruwharige honden in België en Frankrijk geboren uit Mechelaars. Deze honden zijn soms geheel Laekense maar ook zien we regelmatig dat ze wel beharing en garnituur missen. Dit lijkt echter niet zo moeilijk om weer terug te fokken. Mede omdat er nog altijd honden met overvloedige vachten zijn. Kenden we vroeger veel honden die wat aan de zware plompe kant waren, deze honden uit Mechelaars hebben vaak een meer elegant rastype. Ruwharen worden vooral geboren uit de vroegere lijnen van Mechelaar kennel “du Maugré”. Deze Mechelaars hadden een prachtig rastype en werden door de vicevoorzitter van de Belgische st.Hubertus gefokt (Belgische raad van Beheer). Honden met een Mechelaar achtergrond kunnen zeker een gunstige invloed op de genetische variatie hebben.

    Door een tekort aan genetische variatie binnen een hondenpopulatie kunnen de gezondheid en de karakters minder goed worden en kan men met een zogenaamde inteeltdepressie te maken krijgen. Gezien de geringe grootte van de genetische populatie Laekense herders zou het toestaan van intervariëteiten voor deze variëteit geen slechte zaak hoeven te zijn. Men zou zelfs kunnen denken aan een paring tussen een ruwharige Belgische en een ruwharige Hollandsche herder. Qua type zou dit goed kunnen, de kleur zou uitgeselecteerd moeten worden maar wat haarstructuur betreft is hier geen probleem. Maar dat is een andere discussie en nu niet van toepassing.

    De intervarieteitskruisingingen

    • Laekense x Mechelaar – Korthaar lijkt onvolledig dominant. De Laekense uit deze combinaties hebben regelmatig geen of weinig garnituur en de beharing op het lichaam kan korter dan gewenst zijn. Sommige honden uit deze combinaties zijn geen echte kortharen en ook geen echte ruwharen.
    • Laekense x Tervuerense - Deze intervariëteit is zeer weinig toegepast. Honden krijgen vaak lang zacht krulhaar en zijn dus ongeschikt als Tervuerense of Laekense. Het haar is ook onvoldoende warrelig om een geschikte vacht voor de Laekense te geven. Ook zal het garnituur ontbreken. Kortom ongewenste kruising tussen variëteiten.
    • Laekense x Groenendaeler- Behalve de nadelen zoals bij de Tervueren zijn aangegeven ontstaan er zwarte honden met een gekrulde vacht welke niet meer tot enige variëteit behoren en waarschijnlijk geen stambomen krijgen.

    Er zijn ook mensen die alles door elkaar willen fokken. Ze denken met een zwarte hond met krulhaar iets bijzonders te hebben en dus een gat in de markt. Of ze kunnen hun eigen reu op alle teven inzetten zonder naar variëteit om te kijken. Kortom het belang is niet in stand houden van een ras maar gemakkelijk geld verdienen. Dit is dus zeker geen reden om intervariëteiten toe te staan.

    Intervariëteit ja of nee per variëteit.

    Na het bekijken van de voor en nadelen van intervariëteiten lijken maar enkele kruisingen geschikt om voor een bijzondere toestemming in aanmerking te komen.

    Voor de Mechelaar zijn intervariëteiten niet nodig en kan het nadelig zijn wanneer er honden worden geboren die niet meer in een variëteit passen. Erger nog is het feit dat er ongezonde erfelijke genen vanuit een andere variëteit in de Mechelaar terecht komen.

    Voor de langharen lijken intervariëteiten ook niet nodig, immers er zijn genoeg dieren vanuit andere variëteiten beschikbaar voor de fok. Regelmatig worden er Tervuerense uit nesten Groenendaelers geboren, zijn er in andere landen intervarieteitskruisingen tussen Tervuerense en Mechelaars of Tervuerense en Groenendaelers.

    Nadelen om intervariëteit toe te staan zijn er wel.

    We zien regelmatig dat enkele (top)honden zeer veel in de fok zijn ingezet. Dit gebeurt zowel bij zogenaamde show of werkhonden. Het is soms moeilijk om een hond heen te fokken omdat je hem praktisch in elke stamboom tegen komt. Wanneer we zo'n hond (omdat hij in eerste instantie goed lijkt te vererven) zijn genen ook laten doorgeven in een andere variëteit, door een intervarieteitskruising, dan is zijn invloed op de gehele populatie nog veel groter. Het idee om de genetische variatie groter te maken door een intervarieteitskruising is dus mislukt, in de praktijk wordt de genenpopulatie in zijn geheel kleiner! Wanneer het een gezonde hond is, dan is dit nog niet eens zo erg. Maar als de hond een genetische afwijking doorgeeft (welke vaak pas enkele generaties later tot uiting komt) dan is er een probleem.

    Voor de Laekense lijken intervarieteitskruisingen wellicht wel een mogelijke oplossing voor een te klein wordende genetische populatie. Uitsluitend de combinaties van Laekense x Mechelaars zouden hier voor in aanmerking komen.

    Wanneer we zouden kunnen kiezen om bv voor de Laekense uitzonderingen te kunnen maken dan moet dit wel met beleid gebeuren. We zouden kunnen kiezen voor een aantal regels.

    Enkele mogelijkheden zouden zijn:

    Uitsluitend voor teven die al eerder pups hebben gehad waarbij zo veel mogelijk nakomelingen gescreend zijn op erfelijke gebreken en zo min mogelijk afwijkingen bij de nakomelingen bekent zijn.

    Voor de reuen zou de inzet van oudere reuen van bij voorkeur 8 jaar of zelfs liefst 10 jaar en ouder een goede maatregel zijn. Op deze leeftijd nog gezonde honden die nog goed kunnen dekken is de kans dat ze ook gezonde nakomelingen geven groter. Immers veel afwijkingen komen pas op volwassen leeftijd tot uiting en tegen de tijd dat de hond oud is, is de kans kleiner dat een afwijking als bv epilepsie nog tot uiting zou komen. Ook de waarschijnlijk erfelijke steriliteit die we bij de langhaar reuen een tijd hebben gezien sluit je zo grotendeels uit. Je zet dus alleen gezonde oudere reuen in. Deze reuen dienen ook al eerder pups hebben gehad waarbij zo veel mogelijk nakomelingen gescreend zijn op erfelijke gebreken en zo min mogelijk afwijkingen bij de nakomelingen bekend zijn.

    De ouderdieren die voor intervariëteit in aanmerking komen dienen een aantal onderzoeken extra te ondergaan dan gebruikelijk. Gezondheid en ook de karakters van de ouderhonden, diens nakomelingen, broers en zussen zouden goed moeten zijn. Bij een Mechelaar die voor een intervariëteit met een Laekense in aanmerking wil komen zou een ED (Elleboog dysplasie) test verplicht moeten zijn.

    Wanneer je alles op een rijtje zet dan is het geen makkelijke beslissing om wel of geen intervariëteiten toe te staan. Mijn mening, en die van het BHCN bestuur, is dat binnen onze Nederlandse rasvereniging ik het voorlopig alleen zinnig vind voor de Laekense herder. Bij de andere variëteiten zijn er geen overtuigende feiten die vragen om het verbod dat er nu via de Raad van Beheer maar ook via de rasstandaard is te veranderen. Je kunt niet aannemelijk maken dat er werkelijk zeer bijzondere gevallen zijn die uitzondering op het verbod mogelijk moeten maken. Het belang van een enkele fokker die graag een intervariëteit zou doen weegt niet op tegen het belang van een populatie.

    En wanneer we dan zouden kunnen kiezen voor die uitzonderlijke gevallen bij de Laekense, dan alleen nog met een aantal extra eisen voor de ouderdieren.

    Binnenkort moeten we een keuze maken. Het is tijd om ons standpunt als rasvereniging te gaan bepalen. Als bestuur hebben wij een mening, maar we willen graag ons definitieve standpunt gaan bepalen na met u hierover van gedachten te hebben gewisseld.

    Wat vindt U?

    Laat het ons weten en praat mee over de toekomst van ons ras.

    Namens de BHCN,

    Pauline Koning- Stern-Hanf
    copyright Pauline Koning- Stern-Hanf

    Afdrukken