Belgische Herder Club Nederland - Logo

EPILEPSIE BIJ DE HOND

Epilepsie bij de hond is een redelijk vaak voorkomend neurologisch probleem. Het komt bij rashonden en niet-rashonden voor. De aandoening gaat gepaard met min of meer heftige epileptiforme aanvallen (stuipen). Deze aanvallen kunnen een behoorlijke impact op het gezin hebben. Behandeling van epilepsie en leren leven met een hond met epilepsie is goed mogelijk, mits u als eigenaar een goed team met uw dierenarts vormt en dat u op de hoogte bent van een aantal belangrijke zaken rondom epilepsie.

De erfelijkheid van epilepsie is voor zowel rasverenigingen, fokkers als dierenartsen een belangrijk onderwerp. Immers een fokker wil weten of hij zijn fokdieren nog wel kan gebruiken voor de fokkerij en een dierenarts zal als deskundige hierin moeten adviseren. En hoewel er meerdere goede

publicaties over dit onderwerp zijn verschenen is het beantwoorden van de erfelijkheidsvraag niet eenvoudig. Immers zijn de verschillende rassen wel vergelijkbaar en is elke vorm van epilepsie wel echt epilepsie?

De verschillende vormen van epilepsie

Het woord epilepsie is afkomstig uit het Grieks en betekent overname of aanval.

De meeste onder ons verstaan onder het woord epilepsie precies dat wat het Griekse woord betekent: een aanval waarbij bewustzijn verlies optreedt en de patiënt tonisch-clonische krampen vertoont. Tonische krampen (waarbij alle spieren secondenlang verstijven en de ademhaling stokt) en clonische krampen (waarbij de spieren heftige ongecontroleerde bewegingen maken).

Het zou beter zijn wanneer we uitsluitend spreken van epileptiforme aanvallen en de term epilepsie in een bredere context plaatsen. Met het woord epilepsie bedoelen we eigenlijk alle vormen van epileptiforme aanvallen en niet alleen de gegeneraliseerde vorm. Vroeger onderscheidde men in de diergeneeskunde drie vormen:

de gegeneraliseerde, partiele en atypische vorm. En men stelde (ten onrechte) dat alleen de

gegeneraliseerde vorm de ‘echte’ erfelijke epilepsie was. Recent onderzoek heeft aangetoond dat dit onjuist is. Binnen een ras kunnen zich meerdere verschijningsvormen manifesteren. In het verleden zijn ten onrechte de mildere vormen van aanvallen aangeduid als zijnde niet erfelijke varianten.

Tegenwoordig delen we de oorzaken in twee groepen:

  1. primaire epilesie dan wel idiopathische (dwz van onbekende oorsprong) danwel genetische epilepsie (PES = primary epileptic seizures). Bij primaire epilepsie vinden de aanvallen plaats zonder aanwijsbare oorzaak elders in het lichaam. We spreken dan ook wel van primaire epilepsie indien er door middel van onderzoeken geen aanwijsbare oorzaken gevonden kunnen worden. In de meeste gevallen zien we eerste aanvallen op een leeftijd van 1-6 jaar ontstaan. We zien echter ook vaak dat de eerste aanvallen door de eigenaar gemist worden en dat op oudere leeftijd de eerste aanvallen lijken te ontstaan. De behandeling bestaat meestal uit het geven van medicijnen welke de aanvallen onderdrukken.
  2. We spreken van secundaire epilepsie wanneer de epileptische aanvallen veroorzaakt worden door aanwijsbare andere aandoeningen in het lichaam. De behandelinge bestaat meestal uit het verhelpen van de oorzaak. SES: Met de term SES doelt men op secundaire epilepsie welke ontstaat door een probleem in de schedel. Enkele oorzaken zijn: infectieuze oorzaken, tumoren, hydrocephalus (waterhoofd), trauma, hypoxie (zuurstoftekort), meningoencephalitis hersenvliesontsteking). Met de term RES (reactive epileptic seizures) doelt men op alle secundaire oorzaken welke zich buiten de schedel bevinden. Enkele voorbeelden zijn: stofwisselingsproblemen, vergiftigingen, hartproblemen en zuurstoftekorten. Aanvallen kunnen zich presenteren als een klassieke aanval maar ook als een partiele (gedeeltelijke) aanval. In principe kunnen dieren van alle leeftijden last van secundaire epilepsie krijgen, maar gezien de problemen meestal op oudere leeftijd. Men mag echter niet stellen dat een gedeeltelijke of mildere vorm van aanval al of niet de erfelijke vorm van epilepsie is.

-1-

Gegeneraliseerde epilepsie:

Een epileptiforme aanval bestaat uit vier stadia.

  1. De prodrome is de fase waarin de aanval opkomt en wordt gekarakteriseerd door een bewustzijnsverandering. Dit kan dagen tot uren voor het ictus plaats vinden. De eigenaar zal dit stadium beschrijven als een periode waarin rusteloosheid, overdreven aandacht of een andere gedragsverandering plaats vindt.
  2. Het aura vindt seconden tot minuten voor de feitelijke ictus plaats. De eigenaar kan dit stadium beschrijven als een periode waarin de hond vreemd kijkt (het 'wit' van de ogen zien, rollen van de ogen) of een kortdurend vreemd gedrag vertoont (klappen met de kaken, zoeken naar de eigenaar).
  3. De derde fase is het ictus. Dit is een periode van enkele minuten met tonische (langdurige) en clonische (kortdurende) krampen. Meestal ligt de patiënt of valt op zijn zijde en verliest zijn bewustzijn. Tijdens een klassieke epileptische aanval krijgt uw dier spierkrampen. De poten strekken zich en de kop draait naar achteren. Soms stopt de ademhaling tijdelijk. Daarna gaan de spieren van de kop en poten samentrekken. Door verlies van controle over de spieren kan uw dier de urine of ontlasting laten lopen (incontinentie). Ook kan het dier gaan kwijlen. Soms gaat een dier janken, blaffen of grommen. Bewustzijnsverlies: Uw dier raakt buiten bewustzijn en is niet meer aanspreekbaar. Bij sommige vormen blijft uw dier echter wel of gedeeltelijk bij bewustzijn. Houdt u er rekening mee dat dit voor het dier eng kan zijn: denk dus altijd ook om uw eigen veiligheid!
  4. De post-ictale fase kan seconden tot dagen duren. Soms schudt de patiënt zich uit na het ictus en is weer geheel hersteld echter vaker zal er een korte of langere periode herkenbaar zijn van òf verminderd bewustzijn òf slapen òf juist een periode van extreme rusteloosheid. De patiënt kan dan langere tijd ronddwalen, gedesoriënteerd zijn, blind lijken en/of zelfs tijdelijk geheugenverlies hebben. Dit type aanval wordt ook wel 'grand mal' genoemd.

Niet altijd presenteert een gegeneraliseerde aanval zich zo duidelijk. Bij sommige dieren kan het mogelijk zijn dat men gèèn prodrome of een postictus kan onderscheiden. Soms is de aanval heel kort en doorloopt niet duidelijk alle fases. Dergelijke aanvallen werden vroeger wel ten onrechte 'petit mal' genoemd. Zoals hierboven beschreven betekent het optreden van een klassieke gegeneraliseerde aanval niet per sé het aanwezig zijn van primaire epilepsie.

Partiële (gedeeltelijke of onvolledige) epileptiforme aanvallen

Deze beginnen in principe lokaal en presenteren zich ook als zodanig maar niet zelden kan de aanval over gaan in een gegeneraliseerde aanval. Bij een patiënt kunnen de aanvallen zowel partieel

als gegeneraliseerd zijn. Bekende voorbeelden zijn de honden met bijvoorbeeld een aanval waarbij de hond even wegzakt of bijvoorbeeld een aanval die zich beperkt tot delen van het hoofd of de pootjes. De patiënt kan hierbij bij bewustzijn blijven. Let echter wel op, dit is niet hetzelfde als we tijdens de slaap kunnen zien wanneer de hond bv met de poten loopbewegingen maakt, huilt of smakt, deze dingen horen gewoon bij het dromen

Clustering en status epilepticus

Aanvallen kunnen ook clusteren. Dit betekent dat uw dier meerdere aanvallen achter elkaar heeft. Tussen de aanvallen is wel de postictale fase herkenbaar. Dit is zeer vermoeiend voor het dier. Als laatste kan een dier een ‘status epilepticus’ krijgen. Dit betekent dat uw dier meerdere aanvallen achter elkaar heeft, zonder een postictale fase. Dit is een levensbedreigende situatie!


Wanneer noemen we het primaire epilepsie: de criteria
.

  • In de regel zien we de eerste toeval(len) op een leeftijd tussen de 6 maanden en 5 jaar. Toevallen die voor de leeftijd van 6 maanden of na de leeftijd van 5 jaar voorkomen hebben vaak een herkenbare oorzaak en de behandeling is in eerste instantie gericht op het verhelpen van die oorzaak. Toch gaat deze regel gaat niet altijd op! Recent onderzoek toonde aan dat zelfs honden ouder dan 6 jaar nog steeds in deze groep kunnen vallen.
  • Meestal hebben de epileptiforme aanvallen de vorm van een klassieke gegeneraliseerde aanval dan wel een partiële aanval. Als de aanval partieel start dan wordt deze vaak tijdens de aanval gegeneraliseerd. Dit hoeft echter niet!
  • Tussen de aanvallen door, de zogenaamde inter-ictale periode, is de patiënt gezond en worden geen afwijkingen gezien.
  • Er is geen (duidelijke) relatie tussen het optreden van de epileptiforme aanvallen en beweging en/of voeding. Soms treden de aanvallen wel op na een (sterk) emotionele situatie (bijvoorbeeld na angstsituaties, extreme vrolijkheid, bezoek aan de dierenarts, etc).
  • Tijdens het lichamelijk en neurologisch onderzoek worden er geen afwijkingen van het normaalbeeld gevonden.

Hoe vaak komt het voor?

Primaire epilepsie komt regelmatig voor bij alle hondenrassen en kruisingen. De incidentie (hoe vaak het voorkomt) van primaire epilepsie wordt bij de hond op 0.5-0.6% tot 1% geschat. Doordat het sterk rasgebonden voorkomt kan de incidentie per ras aanzienlijk variëren. Bij bepaalde populaties kan het oplopen tot 17%.5 Door dit sterk rasgebonden voorkomen wordt dan ook vermoed dat primaire epilepsie erfelijk is. Primaire epilepsie wordt in de regel evenveel bij teven als reuen gezien hoewel er ook uitzonderingen voorkomen.Bij de teven kan het aantal toevallen gedurende de loopsheid toenemen.

Wat te doen bij een epileptische aanval?

  • Een epileptische aanval is zonder medicatie (rectaal dan wel via de bloedbaan toe te dienen) niet voortijdig te stoppen. Het is belangrijk te beseffen dat uw hond tijdens een aanval geen enkele bewuste coördinatie heeft.
  • Probeer rustig te blijven. Afwachten en observeren is het juiste advies
  • Schuif eventueel meubels aan de kant zodat het dier zich niet kan verwonden.
  • Indien u meerdere honden heeft kunt u deze beter naar een andere ruimte brengen
  • Noteer de duur van de aanval en de verschijnselen.
  • Probeer niet uw hond te kalmeren door hem te aaien of proberen vast te houden!
  • Probeer zeker geen tabletten in te geven!
  • Duurt de eigenlijke aanval langer dan 5 minuten, dan belt u uw dierenarts.
  • Is het de eerste aanval van de hond, dan kunt u het beste de volgende dag een afspraak met uw dierenarts maken om de hond te laten onderzoeken.

Behandeling van epilepsie

Wel of niet behandelen?
Na een enkele aanval wordt eigenlijk nooit direct met medicijnen gestart. Het is verstandiger om een beeld te krijgen van de frequentie van de aanvallen. Sommige dieren krijgen maar eens per jaar of nog langer een aanval. Behandeling is dan niet nodig.Wanneer de aanvallen in frequentie toenemen kan wel een behandeling gestart worden. Over het algemeen wordt pas met een medicinale behandeling gestart wanneer de aanvallen vaker dan eens per 2-3 maanden optreden en/of wanneer de naweeën van een aanval erg lang duren.

Het doel van de behandeling:

  • Verlengen van de tussenpozen van de aanvallen
  • Verkorten van de lengte van de aanvallen
  • Verminderen van de ernst van de aanvallen

Dagboek
Wanneer u denkt dat uw hond een epileptische aanval heeft gehad is het verstandig om een dagboek aan te leggen. Hierin beschrijft u een aantal zaken die van belang kunnen zijn voor de dierenarts bij eventuele behandeling. Epilepsie kan zich in de loop van de tijd langzaam verergeren, in frequentie, ernst en duur van de aanvallen. De therapie dient afhankelijk van deze ontwikkeling eventueel aangepast te worden. Daarom is het zeer verstandig om een dagboek aan te leggen van de aanvallen.        
Van elke aanval noteert u :

  • De datum van de aanval(ivm de frequentie)
  • De duur van de aanval (onderscheid maken in de verschillende fasen)

      De verschijnselen:

  • Omvallen en bewustzijnsverlies
  • Hevige krampen over het hele lichaam
  • Krampachtige bewegingen met de poten
  • Klapperen met de kaken
  • Schuimbekken
  • Verlies van urine
  • Verlies van ontlasting

Prognose

Er zijn genoeg gevallen bekend waarbij honden in hun hele leven maar één of enkele epilepsie aanval(len) krijgen. Dieren met epilepsie kunnen in principe net zo oud worden als gezonde dieren. Buiten de aanvallen hebben zij een normaal leven. Slechts een enkele keer slaat een medicatie niet aan en hebben of krijgen honden in toenemende mate aanvallen. Wanneer de frequentie of de ernst van de aanvallen dusdanig zijn dat de kwaliteit van leven in het geding is, kan het lastige besluit tot euthanasie genomen moeten worden.

Is epilepsie erfelijk?

Over de erfelijkheid van epilepsie is al veel geschreven. Toch is het een illusie om te denken dat het antwoord kant-en-klaar gegeven kan worden. Deels komt dit doordat het een complexe ziekte is waarbij niet iedere lijder hoeft te laten zien dat hij het heeft en waarbij tal van externe invloeden een rol spelen. Daar komt bij dat er verschillende verschijningsvormen zijn die soms ten onrechte gebruikt zijn om het als ‘niet-erfelijk’ te bestempelen.


Wanneer spreken we van erfelijkheid?

1. De ziekte begint steeds op een zelfde leeftijd.

Nagenoeg alle erfelijke ziekten zich steeds weer manifesteren op een zelfde leeftijd.
Wanneer we kijken naar de ziekte epilepsie dan zien we bij meerdere rassen een bepaalde leeftijd wanneer de eerste aanval gezien wordt. Een ruwe regel is dat het dus tussen 6 maanden en 5 jaar moet beginnen. Dat dit niet altijd zo is weten we inmiddels ook. Per ras kan dit weer verschillen.

2. De ziekte heeft steeds weer hetzelfde klinisch beeld.

Erfelijke ziekten hebben de neiging zich steeds weer op eenzelfde manier te presenteren. Zo ook epilepsie. Toch zit er zoals eerder beschreven variatie in. Het gevaarlijke van dit is dat een fokker die liever niet ziet dat zijn ouderdieren uitgesloten worden voor de fokkerij, ‘het anders zijn van een aanval’, dus ten onrechte kan gebruiken als bewijs van niet erfelijk zijn.

3. De ziekte heeft steeds dezelfde patholoog anatomische afwijking.

Bij de meeste erfelijke ziekten ziet men steeds een heel specifieke, steeds weer dezelfde, lichamelijke afwijking. Helaas vinden we bij honden met epilepsie in principe geen hersenveranderingen. Dat maakt dat we bij epilepsie deze regel niet kunnen gebruiken. Uiteraard komen er wel erfelijke vormen van epilepsie voor waarbij dit wel zo is maar dat zijn extreme verschijningsvormen.

4. De lijders zijn allemaal meer aan elkaar verwant dan aan de rest van de populatie (=ras). Deze stelregel noemt men ook wel een familiair verband. Als een bepaalde ziekte veel in een bepaalde familie voorkomt dan is dat een aanwijzing om aan te kunnen nemen dat het erfelijkheid is. Dus puur het feit dat de ziekte binnen een specifieke familie met lijders meer voorkomt dan bij de rest van het ras.

5. Bij inteelt neemt de frequentie (aantal lijders) toe.

Wat is inteelt? Een individu krijgt zowel erfelijke informatie van zijn vader als van zijn moeder. Inteelt is een zeer nauwe verwantschap. Wij kunnen hierbij denken aan: vader x dochter, moeder x zoon, broer x zuster en halfbroer x halfzuster. Deze laatste hebben één ouder gemeenschappelijk. Lijnenteelt is een minder zware vorm van inteelt bij lijnteelt gaat het ook om het combineren van nauw verwante dieren men fokt dan honden in de bloedlijn van de gemeenschappelijke voorouders.

6. Uit veel onderzoek is het bekend dat bij inteelt de kans op erfelijke ziekten toe gaat nemen bij nauwere verwantschap. Dit kan dus goed gebruikt worden om erfelijkheid verder aan te tonen. Wanneer de lijderdieren een duidelijk hogere inteeltcoëfficiënt (drukt de mate van inteelt uit) hebben dan de rest (de gezonde dieren van diezelfde populatie) dan suggereert dit weer erfelijkheid. Een lage inteeltcoëfficiënt zegt overigens niet dat de ziekte niet erfelijk is!

7. De ziekte is terug te voeren op een specifieke chromosomale afwijking.
Het bewijs is echt geleverd wanneer we het gen kunnen vinden! Als er ergens iets met dit materiaal mis gaat dan kan een erfelijke ziekte ontstaan. Het zal dus voor zich spreken dat als je de fout kunt vinden je daarmee de ziekte op zijn meest basale niveau aantoont.

Momenteel vinden er veel onderzoeken plaats. Ook voor de ziekte epilepsie wordt dit uitgevoerd maar tot op heden heeft het slechts bij een enkel ras iets opgeleverd. Bij de Belgische Herder zijn er op dit moment nog geen testen om op de aanleg voor epilepsie te kunnen testen.

8. De ziekte is uiteindelijk terug te voeren op een heel specifieke afwijking van één eiwit molecuul. Als er ergens iets mis gaat met de reproductie van kernzuren (RNA of DNA) dan kan een erfelijke ziekte ontstaan.


Tot slotte.

Epilepsie zoals we dit bij de hond zien is naar alle waarschijnlijkheid bij diverse rassen erfelijk zoals ook bij de Belgische Herder. Echter de vererving is niet zo simpel terug te voeren op één gen. Het is aannemelijk dat de vererving afhankelijk van meerdere genen (polygeen) en afhankelijk van meerdere factoren is, zodat we niet mogen verwachten dat we met een simpele DNA test alles kunnen oplossen. Onderzoek is in volle gang is ook niet iets waarvan we op heel korte termijn resultaten mogen verwachten. Wij hopen dat er in de toekomst een test beschikbaar komt zodat we het fokbeleid hierop zouden kunnen afstemmen. De taak van de fokker is nu om zo zorgvuldig mogelijk de fokdieren te selecteren. Helaas kan een fokker nooit garanderen dat de door hem gefokte hond geen epilepsie krijgt. Zoals aan het begin van dit artikel werd aangegeven komt bij alle honden, ras of niet, epilepsie voor. Bij de langharige Belgische Herders komt het helaas vaker voor dan bij de kort en ruwharige Belgische Herder. Mocht een hond epilepsie krijgen dan dient de fokker de eigenaar zoveel mogelijk bij te staan. Hoewel epilepsie een heel nare ziekte is kunnen de meeste honden met epilepsie, met of zonder medicatie, een prima leven leiden. Maar liever zouden we zien dat er geen enkele hond meer epilepsie kreeg.

Namens de B.H.C.N.: Pauline Koning-Stern Hanf

dit artikel is tot stand gekomen met behulp van meerdere artikelen waaronder met name het artikel uit de Hondenwereld van: Dr. P.J.J. Mandigers, Dierenarts-specialist Interne Geneeskunde & Neurologie. Internist-Neuroloog bij het Veterinair Specialistisch Centrum “De Wagenrenk” (Wageningen) & Universitair Hoofddocent Veterinaire Neurologie Universiteits Kliniek voor Gezelschapsdieren (Utrecht)