Laekense Herder Beleid
Laekense Herder beleid.
Als rasvereniging hebben wij de Laekense herder hoog in het vaandel. Het merendeel van de Laekenseherderfokkers in Nederland is bij ons aangesloten. Als vereniging zouden wij het dan ook zeer betreuren wanneer ruwharige honden welke uit kortharige ouders zijn voortgekomen uitgesloten zouden worden voor de fok. Zeker gezien de kleine populatie van de Laekense zijn dit soort honden een aanvulling voor de genetische variatie binnen het ras. Voldoende genetische variatie is essentieel om deze prachtige variëteit gezond te houden.
Ruwharen geboren uit korthartige ouders worden niet altijd in het nest al herkend. Pups hebben altijd al een kortere beharing dan dat de hond op volwassen leeftijd zal krijgen. Ook hebben ruwharen uit kortharige ouders lang niet altijd een volledig ruwharige beharing. De beharing van deze honden kan veel minder overvloedig zijn en het garnituur kan afwezig zijn. De variatie is groot en loopt van volledig ruwhaar met garnituur tot bijna mechelaar gelijkende honden. Ook kan wanneer er in de voorouders Mechelaars zitten het masker veel prominenter aanwezig zijn. In de bijgevoegde pdf kunt u al iets van de mogelijkheden zien. Hoewel voor tentoonstellingen een kortere beharing en/of garnituur minder gewenst is, prevaleert voor ons als rasvereniging een gezonde fokbasis derhalve zijn gezondheid en karakter zeer belangrijk en komt het uiterlijk van de hond en de beharing op de tweede plaats.Tot op heden hebben ruwharen welke uit Mechelaars zijn geboren altijd stambomen voor Laekense ontvangen. Dit is o.a. meerdere malen in Belgie en Frankrijk voorgekomen. Hierbij nog wat opzoekwerk (ik kan indien gewenst verder zoeken) wat Laekense uit Mechelaar ouders aangaat. Ik hoop dat u de moeite wil nemen om deze stambomen te bekijken (ook heb ik de links naar de franse site waar deze informatie te vinden is steeds bijgevoegd). Wanneer U de stambomen bekijkt ziet U dat steeds dezelfde voorouders voorkomen. Deze honden zijn dus fok-onzuiver voor korthaar, dwz kortharige honden die dragers zijn van het gen voor ruwhaar. Deze honden van kennel du Maugré zijn in hun tijd top Mechelaars geweest en werden gefokt door Dhr.Dambrain welke destijds keurmeester was en tevens lange tijd de vice-voorzitter van de Koninklijke Maatschappij Sint Hubertus. De eerste keer dat er bij kennel du Hameau Saint Blaise een ruwhaar werd geboren uit twee kortharen heeft er een nestcontrole plaatsgevonden. Dhr.Dambain heeft als nestcontroleur voor de ruwharige hond een stamboom laten afgeven als zijnde Laekense herder.
Tevens heb ik met Dhr.Pollet gesproken. In het gesprek gaf hij aan dat wanneer hij het over raszuiver heeft hij fokzuiver bedoelt en dus homozygoot voor korthaar. Niet raszuiver is dus in die context: niet varieteitszuiver (een korthaar die drager is van het gen voor ruwhaar). Hierdoor is denk ik veel verwarring ontstaan.
Ik ben keurmeester en auteur van diverse artikelen over de ruwharige varieteit. Ik heb dan ook vele uren aan reseach besteed betreffende dit onderwerp. Ik heb een artikel bijgevoegd dat ik enkele jaren geleden geschreven heb. Ook de pdf bevat een uiteenzetting over de mogelijkheden binnen ons ras. Tijdens de laatste keurmeesteropleiding heb ik hierover een lezing gegeven. Op het artikel en de pdf rust een copyright. Voor het gebruik ten behoeve afgifte stambomen geef ik u toestemming om deze te gebruiken.
Met vriendelijke groeten,
Pauline Stern-Hanf
Laekense herders geboren uit Mechelaar ouders:
Isidoor de la terre aimée- Laekenois male, 15/05/1993, LOF 1 BBL 176
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=182957
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/infoschien.php?lang=fr&;id=182957
Eliott de la terre aimée- Laekenois mâle, 00/00/1989, LOF 1 BBL 000107
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=172505
Nem de la terre aimee-, Laekenois femelle, LOF 1 BBL 000245, date de naissance : 31/12/1997
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/infoschien.php?lang=fr&;id=133761
Figo du hameau st-blaise- Laekenois mâle, 25/10/2006,
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=173704
Yankee du hameau st-blaise- Laekenois femelle, 05/02/1999, LOSH 847363
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=172605
Deneb du hameau st-blaise- Laekenois femelle, 11/08/2004, LOSH 971195
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=173701
De Laekense bij ruwe benadering! Bornival 15-12-2007
De ruwharige Belgische herder…… wat is dat voor een hond en hoe behoort hij eruit te zien? Iedereen lijkt er een eigen mening over te hebben. Zelfs de naam Laekense Herder of Ruwharige Belgische Herder geeft aanleiding tot discussie. In dit artikel ga ik op bovengestelde vragen in door de geschiedenis van de variëteit te bekijken in funktie van de vroegere en de huidige standaarden en door te kijken naar oude artikelen e.d. over deze variëteit.
De huidige situatie en de geschiedenis
Op dit moment is de Laekense Herder volop in ontwikkeling. Mede door de niet al te ruime genenpopulatie is door fokkers naar alternatieven gezocht en zijn b.v. Mechelaarlijnen ingekruist. Zag je in vroegere jaren af en toe Bouvierachtige honden, ook nu zie je in de showring vaak zeer verschillende types. De vraag welke het juiste type dan wel is, zal niet makkelijk te beantwoorden zijn.
Veel mensen hebben een uitgesproken mening omtrent het zogenaamde goede type. Welk type te prefereren is, gaat vaak gepaard met het soort type dat men zelf fokt of heeft.
De beste manier om zich in een ras te verdiepen is o.a. door het bestuderen van de standaard en de geschiedenis van de ontwikkeling van het ras. In het geval van de Laekense zijn de types die door de jaren heen zijn gefokt zeer divers geweest door verschillende oorzaken.
Als rasvereniging hebben wij de Laekense herder hoog in het vaandel. Het merendeel van de Laekenseherderfokkers in Nederland is bij ons aangesloten. Als vereniging zouden wij het dan ook zeer betreuren wanneer ruwharige honden welke uit kortharige ouders zijn voortgekomen uitgesloten zouden worden voor de fok. Zeker gezien de kleine populatie van de Laekense zijn dit soort honden een aanvulling voor de genetische variatie binnen het ras. Voldoende genetische variatie is essentieel om deze prachtige variëteit gezond te houden.
Ruwharen geboren uit korthartige ouders worden niet altijd in het nest al herkend. Pups hebben altijd al een kortere beharing dan dat de hond op volwassen leeftijd zal krijgen. Ook hebben ruwharen uit kortharige ouders lang niet altijd een volledig ruwharige beharing. De beharing van deze honden kan veel minder overvloedig zijn en het garnituur kan afwezig zijn. De variatie is groot en loopt van volledig ruwhaar met garnituur tot bijna mechelaar gelijkende honden. Ook kan wanneer er in de voorouders Mechelaars zitten het masker veel prominenter aanwezig zijn. In de bijgevoegde pdf kunt u al iets van de mogelijkheden zien. Hoewel voor tentoonstellingen een kortere beharing en/of garnituur minder gewenst is, prevaleert voor ons als rasvereniging een gezonde fokbasis derhalve zijn gezondheid en karakter zeer belangrijk en komt het uiterlijk van de hond en de beharing op de tweede plaats.Tot op heden hebben ruwharen welke uit Mechelaars zijn geboren altijd stambomen voor Laekense ontvangen. Dit is o.a. meerdere malen in Belgie en Frankrijk voorgekomen. Hierbij nog wat opzoekwerk (ik kan indien gewenst verder zoeken) wat Laekense uit Mechelaar ouders aangaat. Ik hoop dat u de moeite wil nemen om deze stambomen te bekijken (ook heb ik de links naar de franse site waar deze informatie te vinden is steeds bijgevoegd). Wanneer U de stambomen bekijkt ziet U dat steeds dezelfde voorouders voorkomen. Deze honden zijn dus fok-onzuiver voor korthaar, dwz kortharige honden die dragers zijn van het gen voor ruwhaar. Deze honden van kennel du Maugré zijn in hun tijd top Mechelaars geweest en werden gefokt door Dhr.Dambrain welke destijds keurmeester was en tevens lange tijd de vice-voorzitter van de Koninklijke Maatschappij Sint Hubertus. De eerste keer dat er bij kennel du Hameau Saint Blaise een ruwhaar werd geboren uit twee kortharen heeft er een nestcontrole plaatsgevonden. Dhr.Dambain heeft als nestcontroleur voor de ruwharige hond een stamboom laten afgeven als zijnde Laekense herder.
Tevens heb ik met Dhr.Pollet gesproken. In het gesprek gaf hij aan dat wanneer hij het over raszuiver heeft hij fokzuiver bedoelt en dus homozygoot voor korthaar. Niet raszuiver is dus in die context: niet varieteitszuiver (een korthaar die drager is van het gen voor ruwhaar). Hierdoor is denk ik veel verwarring ontstaan.
Ik ben keurmeester en auteur van diverse artikelen over de ruwharige varieteit. Ik heb dan ook vele uren aan reseach besteed betreffende dit onderwerp. Ik heb een artikel bijgevoegd dat ik enkele jaren geleden geschreven heb. Ook de pdf bevat een uiteenzetting over de mogelijkheden binnen ons ras. Tijdens de laatste keurmeesteropleiding heb ik hierover een lezing gegeven. Op het artikel en de pdf rust een copyright. Voor het gebruik ten behoeve afgifte stambomen geef ik u toestemming om deze te gebruiken.
Met vriendelijke groeten,
Pauline Stern-Hanf
Laekense herders geboren uit Mechelaar ouders:
Isidoor de la terre aimée- Laekenois male, 15/05/1993, LOF 1 BBL 176
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=182957
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/infoschien.php?lang=fr&;id=182957
Eliott de la terre aimée- Laekenois mâle, 00/00/1989, LOF 1 BBL 000107
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=172505
Nem de la terre aimee-, Laekenois femelle, LOF 1 BBL 000245, date de naissance : 31/12/1997
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/infoschien.php?lang=fr&;id=133761
Figo du hameau st-blaise- Laekenois mâle, 25/10/2006,
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=173704
Yankee du hameau st-blaise- Laekenois femelle, 05/02/1999, LOSH 847363
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=172605
Deneb du hameau st-blaise- Laekenois femelle, 11/08/2004, LOSH 971195
http://pedigrees.bergersbelgespassion.com/pedigree.php?lang=fr&;id=173701
De Laekense bij ruwe benadering! Bornival 15-12-2007
De ruwharige Belgische herder…… wat is dat voor een hond en hoe behoort hij eruit te zien? Iedereen lijkt er een eigen mening over te hebben. Zelfs de naam Laekense Herder of Ruwharige Belgische Herder geeft aanleiding tot discussie. In dit artikel ga ik op bovengestelde vragen in door de geschiedenis van de variëteit te bekijken in funktie van de vroegere en de huidige standaarden en door te kijken naar oude artikelen e.d. over deze variëteit.
De huidige situatie en de geschiedenis
Op dit moment is de Laekense Herder volop in ontwikkeling. Mede door de niet al te ruime genenpopulatie is door fokkers naar alternatieven gezocht en zijn b.v. Mechelaarlijnen ingekruist. Zag je in vroegere jaren af en toe Bouvierachtige honden, ook nu zie je in de showring vaak zeer verschillende types. De vraag welke het juiste type dan wel is, zal niet makkelijk te beantwoorden zijn.
Veel mensen hebben een uitgesproken mening omtrent het zogenaamde goede type. Welk type te prefereren is, gaat vaak gepaard met het soort type dat men zelf fokt of heeft.
De beste manier om zich in een ras te verdiepen is o.a. door het bestuderen van de standaard en de geschiedenis van de ontwikkeling van het ras. In het geval van de Laekense zijn de types die door de jaren heen zijn gefokt zeer divers geweest door verschillende oorzaken.
Het begin.
De Laekense Herder was volgens de oudste beschrijvingen meestal geel of lichtrood van kleur. Door de honden, die door schaapherder Jansen rond het Koninklijk kasteel van Laeken (bij Brussel) gehouden werden, is de naam Laekense Herder ontstaan. Deze honden waren dus meestal geel of lichtrood en stonden qua afstamming vrij dicht bij de mechelaars. Een uitspraak van Dhr. Jansen heb ik altijd heel belangrijk gevonden. Volgens Dhr.Jansen kon een goede hond geen slecht pak (vacht) hebben. Voor een werkhondenras geldt dit zeker (vroeger, maar ook nu). Functie, gezondheid en type dienen belangrijker te zijn dan vacht.
De Laekense Herder was volgens de oudste beschrijvingen meestal geel of lichtrood van kleur. Door de honden, die door schaapherder Jansen rond het Koninklijk kasteel van Laeken (bij Brussel) gehouden werden, is de naam Laekense Herder ontstaan. Deze honden waren dus meestal geel of lichtrood en stonden qua afstamming vrij dicht bij de mechelaars. Een uitspraak van Dhr. Jansen heb ik altijd heel belangrijk gevonden. Volgens Dhr.Jansen kon een goede hond geen slecht pak (vacht) hebben. Voor een werkhondenras geldt dit zeker (vroeger, maar ook nu). Functie, gezondheid en type dienen belangrijker te zijn dan vacht.
Onenigheid.
Voor dat er een standaard bestond, waren de rode en gele laekense in de meerderheid en volgens de beschrijvingen waren de honden zeer goed van kwaliteit. Helaas mede door slechte menselijke verhoudingen en onderling gekibbel (ons niet vreemd in de kynologie) werden de “gris-cendré” kleurige honden op een gegeven moment geprefereerd boven de lichtrode honden van o.a. Dhr.Jansen. Bij het opstellen van de eerste standaard werden er enkel nog deze “gris-cendré” of peper- en zoutkleurige honden toegestaan, enige jaren later is de standaard gewijzigd waarbij de de rode en gele honden weer werden erkent.
De vertaling van de kleur “gris-cendré” in “peper en zout” roept vragen op. De letterlijke vertaling is grijs-askleurig.
Je kan je afvragen of het hier wel om dezelfde kleur is als het grijs dat we van de langhaar en in mindere mate van de korthaar kennen. Het zou ook de kleur kunnen zijn geweest die bij de Hollandse ruwhaar voorkomt (dit ras kende in het begin ook veel meer kleuren dan nu). Het is ook mogelijk dat het nog helemaal iets anders was.
Volgens sommige artikelen waren deze (grijze) ruwharigen minder actief en kwamen er bij deze honden gezondheids- en fertiliteitsproblemen voor. Gezien het bovenstaande en het feit dat deze honden qua type (op oude foto’s) nogal verschillen van b.v. de toenmalige Mechelaars en de Laekense van Dhr.Jansen, kun je je afvragen of in de oorsprong van deze honden geen andere invloeden zaten dan alleen maar Belgische Herders.
Voor dat er een standaard bestond, waren de rode en gele laekense in de meerderheid en volgens de beschrijvingen waren de honden zeer goed van kwaliteit. Helaas mede door slechte menselijke verhoudingen en onderling gekibbel (ons niet vreemd in de kynologie) werden de “gris-cendré” kleurige honden op een gegeven moment geprefereerd boven de lichtrode honden van o.a. Dhr.Jansen. Bij het opstellen van de eerste standaard werden er enkel nog deze “gris-cendré” of peper- en zoutkleurige honden toegestaan, enige jaren later is de standaard gewijzigd waarbij de de rode en gele honden weer werden erkent.
De vertaling van de kleur “gris-cendré” in “peper en zout” roept vragen op. De letterlijke vertaling is grijs-askleurig.
Je kan je afvragen of het hier wel om dezelfde kleur is als het grijs dat we van de langhaar en in mindere mate van de korthaar kennen. Het zou ook de kleur kunnen zijn geweest die bij de Hollandse ruwhaar voorkomt (dit ras kende in het begin ook veel meer kleuren dan nu). Het is ook mogelijk dat het nog helemaal iets anders was.
Volgens sommige artikelen waren deze (grijze) ruwharigen minder actief en kwamen er bij deze honden gezondheids- en fertiliteitsproblemen voor. Gezien het bovenstaande en het feit dat deze honden qua type (op oude foto’s) nogal verschillen van b.v. de toenmalige Mechelaars en de Laekense van Dhr.Jansen, kun je je afvragen of in de oorsprong van deze honden geen andere invloeden zaten dan alleen maar Belgische Herders.
Een Brabander?
Sommige fokkers waren voorstanders van een Brabantse Herder of Berger Brabançon. Redenen hiervoor waren onder andere dat het uiterlijk en het karakter van de ruwharen uit België en Holland zo dicht bij elkaar lagen dat een samenvoeging een te overwegen mogelijkheid leek. Belgisch en Nederlands Brabant liggen dicht bij elkaar en dus leek deze samenvoeging geografisch niet onlogisch. Tevens zou het een oplossing van de kleurproblematiek zijn geweest. Hollandse Herders (vaak peper- en zoutkleurig of gestroomd) waren qua kleur en type nagenoeg identiek aan de laekense herder. Vroeger en tot op de dag van vandaag worden er rode en/ of gele honden in nesten Hollanders geboren.
Sommige fokkers waren voorstanders van een Brabantse Herder of Berger Brabançon. Redenen hiervoor waren onder andere dat het uiterlijk en het karakter van de ruwharen uit België en Holland zo dicht bij elkaar lagen dat een samenvoeging een te overwegen mogelijkheid leek. Belgisch en Nederlands Brabant liggen dicht bij elkaar en dus leek deze samenvoeging geografisch niet onlogisch. Tevens zou het een oplossing van de kleurproblematiek zijn geweest. Hollandse Herders (vaak peper- en zoutkleurig of gestroomd) waren qua kleur en type nagenoeg identiek aan de laekense herder. Vroeger en tot op de dag van vandaag worden er rode en/ of gele honden in nesten Hollanders geboren.
Stamboeken.
Door de open stamboekhuishouding uit die tijd, kun je je afvragen hoeveel zogenaamde ongewenste kleuren van het ene ras, in het stamboek van het andere ras werden overgeschreven. Dat dit gebeurde is zeker. Zelfs op tentoonstellingen werd dezelfde hond soms als Laekense Herder, dan weer als Hollandse ruwhaar ingeschreven.
In België zijn de stamboeken voor Belgische Herders nog altijd open. Een blonde Hollandse Ruwhaar (ongewenste kleur) zou in principe zonder probleem na aankeuring op een tentoonstelling (mits beoordeling zeer goed) als Laekense kunnen worden opgenomen in de stamboeken, als hond met onbekende afstamming. In Nederland is dit echter niet mogelijk.
Tot 1 januari 1974 waren intervariëteiten (volgens de standaard) tussen ruwhaar x korthaar toegestaan, na deze datum kan dit alleen nog met speciale toestemming.
In de fok van de Belgische Ruwhaar is echter ook altijd veelvuldig gebruik van kortharen gemaakt. De indeling van de variëteiten in oude standaarden was op een zeker moment dan ook, een combinatie van alle langharen als één variëteit en ruw- en kortharen als een andere variëteit. Zwarte, gestroomde en grijze kortharen kwamen vroeger voor en werden zonder probleem geaccepteerd, net zoals er bij de langharige Belgen ook gestroomde honden voorkwamen. Bij de ruwharen zijn rode, gele en gestroomde honden enige tijd als één variëteit erkend.
In de tijd vlak na de twee wereldoorlogen (1914-1918 en 1940-1945) werden alle kleuren toegestaan o.a. rode, peper- en zoutkleurige, gestroomde honden, evenals kruisingen tussen ruw- en kortharige honden. De maatregelen om de na de wereldoorlogen geslonken populaties weer op te bouwen maakten dat de kleurenkwestie tijdelijk aan de kant werd gezet.
Heden ten dagen is zo'n opstelling weer actueel geworden. De wetenschappelijke inzichten betreffende de populatiegenetica zijn eigenlijk in strijd met de huidige nauwe selectie waarbij kleur of vachtlengte prevaleren boven type, karakter, maar vooral boven de gezondheid van een ras.
De gewenste kleur
Tegenwoordig is weer uitsluitend het vaalros toegestaan. In de huidige standaard wordt voor de mechelaar vaalros als gewenste kleur opgegeven en tussen haakjes staat achter vaalros; fauve-charbonné. Bij de Laekense staat er eveneens vaalrosmaar tussen haakjes alleen fauve. Sporen van charbonné staat er als een aparte vermelding, voornamelijk op de voorsnuit en staart voorkomend. Het is niet duidelijk uit de tekst op te maken of derhalve de basiskleur anders is voor de Laekense. Aangezien fauve eigenlijk wil zeggen "wildkleur", is de laekense dus vaalros en wildkleurig en de mechelaar en tervuerense vaalros en wildkleurig gevlamd. Wildkleur omvat echter een heel breed scala aan kleuren gaande van lichtrood tot en met gevlamd, derhalve kan men bij de kleuromschrijving dus vraagtekens plaatsen.
Door de open stamboekhuishouding uit die tijd, kun je je afvragen hoeveel zogenaamde ongewenste kleuren van het ene ras, in het stamboek van het andere ras werden overgeschreven. Dat dit gebeurde is zeker. Zelfs op tentoonstellingen werd dezelfde hond soms als Laekense Herder, dan weer als Hollandse ruwhaar ingeschreven.
In België zijn de stamboeken voor Belgische Herders nog altijd open. Een blonde Hollandse Ruwhaar (ongewenste kleur) zou in principe zonder probleem na aankeuring op een tentoonstelling (mits beoordeling zeer goed) als Laekense kunnen worden opgenomen in de stamboeken, als hond met onbekende afstamming. In Nederland is dit echter niet mogelijk.
Tot 1 januari 1974 waren intervariëteiten (volgens de standaard) tussen ruwhaar x korthaar toegestaan, na deze datum kan dit alleen nog met speciale toestemming.
In de fok van de Belgische Ruwhaar is echter ook altijd veelvuldig gebruik van kortharen gemaakt. De indeling van de variëteiten in oude standaarden was op een zeker moment dan ook, een combinatie van alle langharen als één variëteit en ruw- en kortharen als een andere variëteit. Zwarte, gestroomde en grijze kortharen kwamen vroeger voor en werden zonder probleem geaccepteerd, net zoals er bij de langharige Belgen ook gestroomde honden voorkwamen. Bij de ruwharen zijn rode, gele en gestroomde honden enige tijd als één variëteit erkend.
In de tijd vlak na de twee wereldoorlogen (1914-1918 en 1940-1945) werden alle kleuren toegestaan o.a. rode, peper- en zoutkleurige, gestroomde honden, evenals kruisingen tussen ruw- en kortharige honden. De maatregelen om de na de wereldoorlogen geslonken populaties weer op te bouwen maakten dat de kleurenkwestie tijdelijk aan de kant werd gezet.
Heden ten dagen is zo'n opstelling weer actueel geworden. De wetenschappelijke inzichten betreffende de populatiegenetica zijn eigenlijk in strijd met de huidige nauwe selectie waarbij kleur of vachtlengte prevaleren boven type, karakter, maar vooral boven de gezondheid van een ras.
De gewenste kleur
Tegenwoordig is weer uitsluitend het vaalros toegestaan. In de huidige standaard wordt voor de mechelaar vaalros als gewenste kleur opgegeven en tussen haakjes staat achter vaalros; fauve-charbonné. Bij de Laekense staat er eveneens vaalrosmaar tussen haakjes alleen fauve. Sporen van charbonné staat er als een aparte vermelding, voornamelijk op de voorsnuit en staart voorkomend. Het is niet duidelijk uit de tekst op te maken of derhalve de basiskleur anders is voor de Laekense. Aangezien fauve eigenlijk wil zeggen "wildkleur", is de laekense dus vaalros en wildkleurig en de mechelaar en tervuerense vaalros en wildkleurig gevlamd. Wildkleur omvat echter een heel breed scala aan kleuren gaande van lichtrood tot en met gevlamd, derhalve kan men bij de kleuromschrijving dus vraagtekens plaatsen.
Bij de Mechelaar en Tervuerense wordt voor de snuit specifiek een masker gevraagd dat liefst één enkele zone vormt met de pigmentatiepunten, bij de Laekense spreekt men enkel over sporen van charbonné. De juiste interpretatie is mijns inziens dat de Laekense een vleug van masker zou moeten hebben en niet het masker van een Mechelaar of Tervuerense.
Of een zeer sterk aanwezig masker toch als minder gewenst zou moeten worden beschouwd staat niet in de standaard beschreven. Een zeer sterk geprononceerd masker geeft voor mij een toch iets andere expressie aan de ruwhaar en de vraag is of dit wel wenselijk is. Charbonné op het lichaam bij de Laekense lijkt volgens de standaard niet ongewenst, maar ook niet duidelijk gewenst. Vele zaken blijven toch altijd onderhevig aan eenieders interpretatie van de standaard.
Vachtlengte
Wat de vachtlengte en structuur betreft gaven de eerste standaarden een beschrijving die gold voor alle drie (lang, kort en ruwhaar) de variëteiten. Deze beschrijving behelsde o.a. dat alle variëteiten een voldoende lange, gesloten vacht met ondervacht moesten hebben. Per variëteit werd vervolgens dieper op de materie ingegaan. De ruwhaar had aanvankelijk een vacht van 2 à 3 cm lengte, in 1938 werd dit 6 cm (waarom deze wijziging heeft plaatsgevonden is niet duidelijk). Helaas heb ik niet kunnen achterhalen of deze standaardwijziging bedoelt was om een ideaal in type aan te geven of dat door politiek het eerder een wijziging van het gewenste type was.
Snor en baard (garnituur) heeft men altijd willen zien (ook volgens alle oude standaarden).
We kunnen ons afvragen wat het correcte type is geweest en of er in die begintijd enige duidelijkheid of uniformiteit was. Enerzijds bestond er een kleurenproblematiek, anderzijds waren de vachtstructuren zeer divers (type Brabander met iets meer vacht in vergelijking tot de honden met gedeeltelijke mechelaarafstamming met een kortere vachtstructuur).
Een echte Laekense?
Waar we ons dan wel op kunnen baseren?
Voor mij staan een aantal zaken vast.
De Laekense of Belgische ruwhaar is altijd een variëteit van de Belgische Herder geweest.
In de loop der jaren heb ik vaak horen zeggen dat de laekense toch anders dan de andere Belgen is. Ik ben het hier pertinent mee oneens.
Voor mij moeten de laekense, evenals alle andere variëteiten, eerst en vooral Belgische Herders zijn. Ook wanneer je oude literatuur over de Belgische Herder bestudeert vind je nergens terug dat de ruwhaar van type mocht afwijken. Dat in de praktijk een tijd lang de Laekense zwaarder van type waren dan de andere variëteiten is dus een ongewenst effect van een selectie geweest, waarbij fokkers en keurmeesters onterecht afweken van het correcte rastype van de Belgische Herder.
Of een zeer sterk aanwezig masker toch als minder gewenst zou moeten worden beschouwd staat niet in de standaard beschreven. Een zeer sterk geprononceerd masker geeft voor mij een toch iets andere expressie aan de ruwhaar en de vraag is of dit wel wenselijk is. Charbonné op het lichaam bij de Laekense lijkt volgens de standaard niet ongewenst, maar ook niet duidelijk gewenst. Vele zaken blijven toch altijd onderhevig aan eenieders interpretatie van de standaard.
Vachtlengte
Wat de vachtlengte en structuur betreft gaven de eerste standaarden een beschrijving die gold voor alle drie (lang, kort en ruwhaar) de variëteiten. Deze beschrijving behelsde o.a. dat alle variëteiten een voldoende lange, gesloten vacht met ondervacht moesten hebben. Per variëteit werd vervolgens dieper op de materie ingegaan. De ruwhaar had aanvankelijk een vacht van 2 à 3 cm lengte, in 1938 werd dit 6 cm (waarom deze wijziging heeft plaatsgevonden is niet duidelijk). Helaas heb ik niet kunnen achterhalen of deze standaardwijziging bedoelt was om een ideaal in type aan te geven of dat door politiek het eerder een wijziging van het gewenste type was.
Snor en baard (garnituur) heeft men altijd willen zien (ook volgens alle oude standaarden).
We kunnen ons afvragen wat het correcte type is geweest en of er in die begintijd enige duidelijkheid of uniformiteit was. Enerzijds bestond er een kleurenproblematiek, anderzijds waren de vachtstructuren zeer divers (type Brabander met iets meer vacht in vergelijking tot de honden met gedeeltelijke mechelaarafstamming met een kortere vachtstructuur).
Een echte Laekense?
Waar we ons dan wel op kunnen baseren?
Voor mij staan een aantal zaken vast.
De Laekense of Belgische ruwhaar is altijd een variëteit van de Belgische Herder geweest.
In de loop der jaren heb ik vaak horen zeggen dat de laekense toch anders dan de andere Belgen is. Ik ben het hier pertinent mee oneens.
Voor mij moeten de laekense, evenals alle andere variëteiten, eerst en vooral Belgische Herders zijn. Ook wanneer je oude literatuur over de Belgische Herder bestudeert vind je nergens terug dat de ruwhaar van type mocht afwijken. Dat in de praktijk een tijd lang de Laekense zwaarder van type waren dan de andere variëteiten is dus een ongewenst effect van een selectie geweest, waarbij fokkers en keurmeesters onterecht afweken van het correcte rastype van de Belgische Herder.
Wanneer je naar de vroegere en huidige Hollandse ruwhaar kijkt, zie je eigenlijk een hond die minder aan verandering onderhevig is geweest dan de Belgische ruwhaar. De Hollandse ruwhaar is bij de hollander de variëteit die het minst is veranderd in de loop der jaren. Ik ben er van overtuigd dat sommige Hollandse ruwharen na een kleurverandering tot uitmuntende Laekense kunnen worden omgetoverd die zonder probleem c.a.c's op tentoonstellingen zouden behalen.
Gezien de gedeeltelijke gemeenschappelijke oorsprong, lijkt de hollandse ruwhaar zeer vergelijkbaar wat type en beharing betreft. Qua beharing, kan de structuur van de Hollander zeker ook een referentie voor de Laekense Herder zijn.
Gezien de gedeeltelijke gemeenschappelijke oorsprong, lijkt de hollandse ruwhaar zeer vergelijkbaar wat type en beharing betreft. Qua beharing, kan de structuur van de Hollander zeker ook een referentie voor de Laekense Herder zijn.
Aangezien er bij de Belg altijd kortharen in de fok gebruikt zijn zal men een soms minder overvloedige beharing van de Laekense moeten accepteren en niet per definitie als ongewenst moeten beschouwen, zeker ook indien je in ogenschouw neemt dat de standaard voor 1938 het over 2 tot 3 centimeter had en niet over de huidige 6 centimeter lengte van de vacht. De eerste ruwharen uit Laeken hadden een veelal gemeenschappelijke oorsprong met de Mechelaar. Wanneer je veel oude foto’s van ruwharen bekijkt kun je zien dat de vroegere beharing meestal wat minder overvloedig was dan nu vaak het geval is. Een minder overvloedige beharing valt derhalve zeker ook binnen de rasnorm en kan dus ook rastypisch zijn.
De Belgische Herder is altijd als één ras geweest dat meerdere variëteiten kende.
Een duidelijk voordeel van het af en toe inkruisen van een andere variëteit is dat het type van die variëteiten hierdoor niet te veel onderling kan gaan verschillen (dit geldt uiteraard ook voor de andere varieteiten).
De Belgische Herder is altijd als één ras geweest dat meerdere variëteiten kende.
Een duidelijk voordeel van het af en toe inkruisen van een andere variëteit is dat het type van die variëteiten hierdoor niet te veel onderling kan gaan verschillen (dit geldt uiteraard ook voor de andere varieteiten).
De ideale structuur van de vacht van de laekense is ruw, droog en warrelig. In de nieuwe standaard wordt ook van een krassende structuur gesproken. Het woord krassend geeft nog eens extra de droge textuur van de gewenste vacht aan.
Ongewenste beharingen
Duidelijk ongewenste beharingen zijn o.a. een zachte of zijdeachtige beharing. In de oude geschriften wordt er gesproken van een ongeoorloofde inkruising van een Briard, wat als gevolg een te lange zijdeachtige, of een beharing zoals bij de Picardische Herder kon veroorzaken. Ook een te krullerige beharing is ongewenst, de ruwharen mochten en mogen er niet als een Barbet (hond voor waterwerk, voorvader van o.a. de Poedel) uitzien. Aangezien de Laekense zoals de andere variëteiten geschikt moest zijn om het gure klimaat van België te weerstaan, zal ook de laekense een dubbele vacht moeten hebben en is een te open, te korte of pluizige structuur ongewenst.
Hoeveel garnituur een Laekense moet hebben is voor menigeen een twistpunt. De standaard geeft aan dat snuitgarnituur verplicht is en dat het haar korter is op de neusrug en voorhoofd dan elders op het lichaam. Derhalve zegt de standaard dat op deze plaatsen het haar korter dient te zijn dan 6 cm, hoeveel korter geeft de standaard niet aan. Het garnituur geeft het hoofd het duidelijke rastype van een Laekense ten opzichte van b.v. de Mechelaar. Het garnituur moet dus voldoende aanwezig zijn om een ruwhaar van de andere variëteiten te kunnen onderscheiden. Een garnituur mag echter nooit overdreven zijn, zodat deze de vorm van het hoofd verbergt, het hoofd zwaar maakt, een indruk van een andere vorm geeft, of de uitdrukking/expressie kan schaden.
Conclusie
Ik denk dat, door de behoefte aan een gezonde genetische populatie, we moeten uitkijken om niet te snel naar een te grote eenheid in type te willen streven. Toch moeten we ook oppassen dat de kenmerken (de beharing en garnituur) van de Laekense Herder niet verloren gaan. Sommige mensen lijken een soort tussenvorm tussen Mechelaar en Laekense als nieuw en gewenst type te zien. Het is in mijn ogen zonde om de werkelijke ruwe beharing hierdoor kwijt te raken.
Ik ben van mening dat gezien de geschiedenis van het ras er meerdere types naast elkaar mogelijk moeten zijn. Mijn voorkeur gaat echter meer uit naar een beharing en garnituur zoals die van de Hollander, dan naar een beharing die erg dicht bij die van de Mechelaar ligt. Bij honden die qua type te dicht bij de Mechelaar komen ontbreekt meestal de warrelige structuur van de vacht. Zeer ongewenst is voor mij elke Laekense die in type doet denken aan een Bouvier of Picardische Herder, ik prefereer een mindere beharing ver boven een rastype dat niet des Belgs is.
Indien we iets van de geschiedenis kunnen leren is het wel dat een overdreven selectie op beharing of kleur, rassen zelden goed heeft gedaan. Meerdere types binnen één ras (temeer aangezien onze rassen werkhondenrassen zijn) zouden mogelijk moeten zijn want zoals Dhr. Jansen al aangaf: een goede hond kan geen slechte vacht hebben.
Pauline Stern-Hanf
geraadpleegde literatuur:
L'Historique du Berger Belge (Georges Van Ceulebroeck)
Chasse et Pêche
Le berger Belge (frans clubblad)
Bovenal ben ik veel dank verschuldigd aan Jean-Marie Vanbutsele voor al zijn research naar de oorsprong en geschiedenis van ons ras. Bedankt Jean-Marie voor de adviezen, de hulp (wanneer ik weer eens om gegevens vraag) en de op en aanmerkingen bij de artikelen die ik schrijf.
Duidelijk ongewenste beharingen zijn o.a. een zachte of zijdeachtige beharing. In de oude geschriften wordt er gesproken van een ongeoorloofde inkruising van een Briard, wat als gevolg een te lange zijdeachtige, of een beharing zoals bij de Picardische Herder kon veroorzaken. Ook een te krullerige beharing is ongewenst, de ruwharen mochten en mogen er niet als een Barbet (hond voor waterwerk, voorvader van o.a. de Poedel) uitzien. Aangezien de Laekense zoals de andere variëteiten geschikt moest zijn om het gure klimaat van België te weerstaan, zal ook de laekense een dubbele vacht moeten hebben en is een te open, te korte of pluizige structuur ongewenst.
Hoeveel garnituur een Laekense moet hebben is voor menigeen een twistpunt. De standaard geeft aan dat snuitgarnituur verplicht is en dat het haar korter is op de neusrug en voorhoofd dan elders op het lichaam. Derhalve zegt de standaard dat op deze plaatsen het haar korter dient te zijn dan 6 cm, hoeveel korter geeft de standaard niet aan. Het garnituur geeft het hoofd het duidelijke rastype van een Laekense ten opzichte van b.v. de Mechelaar. Het garnituur moet dus voldoende aanwezig zijn om een ruwhaar van de andere variëteiten te kunnen onderscheiden. Een garnituur mag echter nooit overdreven zijn, zodat deze de vorm van het hoofd verbergt, het hoofd zwaar maakt, een indruk van een andere vorm geeft, of de uitdrukking/expressie kan schaden.
Conclusie
Ik denk dat, door de behoefte aan een gezonde genetische populatie, we moeten uitkijken om niet te snel naar een te grote eenheid in type te willen streven. Toch moeten we ook oppassen dat de kenmerken (de beharing en garnituur) van de Laekense Herder niet verloren gaan. Sommige mensen lijken een soort tussenvorm tussen Mechelaar en Laekense als nieuw en gewenst type te zien. Het is in mijn ogen zonde om de werkelijke ruwe beharing hierdoor kwijt te raken.
Ik ben van mening dat gezien de geschiedenis van het ras er meerdere types naast elkaar mogelijk moeten zijn. Mijn voorkeur gaat echter meer uit naar een beharing en garnituur zoals die van de Hollander, dan naar een beharing die erg dicht bij die van de Mechelaar ligt. Bij honden die qua type te dicht bij de Mechelaar komen ontbreekt meestal de warrelige structuur van de vacht. Zeer ongewenst is voor mij elke Laekense die in type doet denken aan een Bouvier of Picardische Herder, ik prefereer een mindere beharing ver boven een rastype dat niet des Belgs is.
Indien we iets van de geschiedenis kunnen leren is het wel dat een overdreven selectie op beharing of kleur, rassen zelden goed heeft gedaan. Meerdere types binnen één ras (temeer aangezien onze rassen werkhondenrassen zijn) zouden mogelijk moeten zijn want zoals Dhr. Jansen al aangaf: een goede hond kan geen slechte vacht hebben.
Pauline Stern-Hanf
geraadpleegde literatuur:
L'Historique du Berger Belge (Georges Van Ceulebroeck)
Chasse et Pêche
Le berger Belge (frans clubblad)
Bovenal ben ik veel dank verschuldigd aan Jean-Marie Vanbutsele voor al zijn research naar de oorsprong en geschiedenis van ons ras. Bedankt Jean-Marie voor de adviezen, de hulp (wanneer ik weer eens om gegevens vraag) en de op en aanmerkingen bij de artikelen die ik schrijf.